Bijna alle extramurale specialismen kampen met tekorten aan geneeskundig specialisten. De Actieplannen Meer Extramurale Artsen moeten het tij keren. Voor het actieplan rond de geneeskundestudie is al veel werk verricht. ‘Studenten praten nu vaker over een loopbaan buiten het ziekenhuis.’

Zorg vindt steeds vaker plaats buiten het ziekenhuis. Er is daardoor meer behoefte aan extramuraal werkende artsen, zoals huisartsen, artsen Maatschappij + Gezondheid en specialisten ouderengeneeskunde. ‘Maar in het veranderende zorglandschap blijft de instroom in de opleidingen en op de arbeidsmarkt achter’, schetst kinderarts Annet van Royen-Kerkhof. Zij is hoogleraar interdisciplinair onderwijs en opleidingsdirecteur Geneeskunde in het UMC Utrecht. Vanuit die hoedanigheid vertegenwoordigt ze de opleidingsdirecteuren van de geneeskundeopleidingen in de werkgroep Meer Extramurale Artsen. ‘We staan dus voor de uitdaging om de artsen van de toekomst anders op te leiden door ze veel meer met de extramurale praktijk in contact te brengen. Daar vindt tenslotte in de toekomst het grootste deel van de zorg plaats.‘

Aantrekkelijk

Dat merkt ook coassistent Saskia Klinkenberg. ‘Soms wordt gedacht dat studenten extramurale vakken niet aantrekkelijk vinden. Maar deze vakken zijn gewoon onderbelicht, want in de opleiding is er weinig aandacht voor.’ Reden voor de 24-jarige geneeskundestudent uit Rotterdam om aan te haken bij de werkgroep.

Portretfoto van Saskia Klinkenberg

‘Ik ben studentadviseur bij de NFU, waar ik opleidingsdirecteuren van informatie heb voorzien vanuit studentperspectief. Ook heb ik tussen mijn bachelor- en masterfase een jaar lang Health, Economics, Policy & Law gestudeerd. Een inzicht uit die studie is dat er in een zorgsysteem continuïteit moet bestaan: vanuit huis, aan huis, dichtbij huis, in het ziekenhuis en weer richting huis. Daarvoor heb je verschillende specialisten nodig, en een efficiënte verdeling tussen die specialisten.’

Foto van Saskia Klinkenberg

Wapperende witte jas

Daar wringt nu juist de schoen, schetst Van Royen-Kerkhof: ‘Studenten krijgen in de academische opleiding vooral les in de medisch-specialistische vakken in het ziekenhuis. Ook de coschappen vinden daar grotendeels in plaats. Al bij de werving van scholieren willen we laten zien dat een dokter niet alleen in een witte jas door het ziekenhuis rent. Dokters dragen op veel meer plekken bij aan gezondheid en welzijn.’ De beeldvorming over dokter-zijn begint al in de kindertijd, vult Klinkenberg aan. ‘Je komt dan in contact met de huisarts en misschien de medisch specialist, maar niet met de bedrijfsarts, de arts bij de GGD of de specialist ouderengeneeskunde. En televisieseries gaan vaak over de eerste hulp.’

Meer bekendheid

Actieplan 1 richt zich op de instroom en de inhoud van het geneeskundeonderwijs. Van Royen-Kerkhof: ‘Een belangrijke eerste stap is zorgen dat studenten al vroeg kennismaken met artsen die buiten het ziekenhuis werken. Daarom krijgen bachelorstudenten steeds vaker voorlichting over loopbaanmogelijkheden in de ouderenzorg, bedrijfsgeneeskunde en bij organisaties als het RIVM en GGD’en.’ Ook in het onderwijs moet de extramurale zorg een prominentere plek krijgen. In sommige geneeskundeopleidingen is dat al het geval. ‘Zo krijgen studenten in hun eerste jaar al gastcolleges van extramuraal werkende artsen,’ vult Klinkenberg aan. ‘Maar het blijft vaak bij losse colleges, terwijl een structurele plek in het curriculum als begeleider, mentor of rolmodel nodig is.’

Meer praktijkervaring

Het zou beter zijn als jonge, enthousiaste artsen structureel onderwijs geven over hun vakgebied buiten het ziekenhuis, vindt Klinkenberg. ‘Daarnaast moeten studenten beroepen zelf ervaren via stages en praktijkervaringen. Dan zie je de samenhang en kun je gerichte vragen stellen. Er worden steeds meer stages georganiseerd buiten de muren van het ziekenhuis. Studenten kunnen bijvoorbeeld meelopen in de ouderenzorg, bij de GGD of in de bedrijfsgeneeskunde. Verder zou er meer aandacht kunnen komen voor het werken in een 'zorgcontinuüm', waarbij studenten bijvoorbeeld patiënten volgen tussen intramurale en extramurale zorg. Zo krijg je als student niet alleen een beeld van losse specialismen, maar ook van hoe de zorg als geheel functioneert.’

Betere organisatie

Helaas is het faciliteren van een meer structurele uitwisseling van docenten en coschappen tussen intra- en extramurale settingen niet eenvoudig. ‘Gastdocenten hebben geen vaste aanstelling en het begeleiden van coassistenten kost tijd’, legt Van Royen-Kerkhof uit. ‘We moeten dus kijken naar manieren om die uitwisseling beter mogelijk te maken, waaronder ook andere financieringsmogelijkheden. Dat vraagt ook aandacht voor het versterken van de samenwerking tussen de extramurale beroepen en de umc’s, zodat er tijd en ruimte is voor begeleiding en onderwijs. Zodra we dit structureel hebben ingebed, komen studenten meer in aanraking met verschillende loopbaanmogelijkheden. Zo groeit vanzelf de interesse in werken buiten het ziekenhuis.’

Foto van Annet van Royen-Kerkhof

Kleine vertraging

Toch duurt het nog vijf tot tien jaar voordat de impact echt merkbaar is. ‘We meten of onze acties effectief zijn aan de hand van de uitstroomprofielen van basisartsen en in welke beroepen zij uiteindelijk terechtkomen. Daarnaast ontstaat een kleine vertraging omdat veel basisartsen eerst enkele jaren als anios gaan werken’, vertelt Annet van Royen-Kerkhof. ‘Toch zijn de eerste signalen positief. En je ziet dat de toestroom naar keuzecoschappen in het extramurale veld de laatste jaren substantieel toeneemt.’

Positieve ontwikkeling

Ook Saskia Klinkenberg is positief gestemd over de ingezette acties. ‘De campagne The Next Level Dokter heeft de beroepen buiten het ziekenhuis eveneens op de kaart gezet. Vakken waarbij je in de samenleving werkt, leven veel meer onder studenten. Dat merk ik als ik hoor welke vakken mensen overwegen. Of ik zelf al weet wat voor dokter ik wil worden? Een leuke, met veel kennis en hart voor de patiënt!’

Werkgroep met brede blik

De werkgroep van de NFU en de KNMG bestaat uit opleidingsdirecteuren, beroepsorganisaties, werkgevers, geneeskundestudenten, en zowel jonge als meer ervaren artsen. Deze brede samenstelling zorgt ervoor dat er vanuit verschillende perspectieven naar het probleem wordt gekeken en dat de oplossingen aansluiten bij de behoeften van studenten én het werkveld.