ROBIJN
Door hun unieke integratie van zorg, onderzoek en onderwijs zijn de umc’s bij uitstek geschikt om topreferente zorg te leveren. Die zorg wordt niet door de verzekeraars ingekocht en vergoed. Hoe worden deze behandelingen dan bekostigd en verantwoord? Daarvoor heeft de NFU het project ROBIJN ontwikkeld.
Bekostiging
Jaarlijks kloppen 400.000 tot 500.000 patiënten bij de umc’s aan voor topreferente zorg. Het gaat dan om zorg waarvoor (nog) geen behandeling is, en die sterk samenhangt met innovatie en onderzoek. Het kunnen ook patiënten zijn met veel verschillende aandoeningen tegelijkertijd, waardoor de behandeling veel lastiger wordt. Of er is een groot aantal medisch specialisten betrokken bij de behandeling. Het is steeds unieke zorg. Hiervoor ontvangen de umc’s de Beschikbaarheidsbijdrage Academische Zorg (BBAZ). Dat is een bedrag van 8 à 9% van de omzet van de umc’s. Umc’s krijgen daarvoor een vast bedrag per jaar. Het wordt vastgesteld door het ministerie van VWS en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). Met dat bedrag garanderen de umc’s dat al die bijzondere topreferente patiënten in Nederland terecht kunnen. Dat zien zij als hun gezamenlijke verantwoordelijkheid. Zo hebben de umc’s faciliteiten ingericht en personeel getraind, toen het risico ontstond dat Ebola-patiënten naar Nederland zouden komen. Ook dit soort zaken betalen de umc’s uit de Beschikbaarheidsbijdrage Academische Zorg.
Verantwoording
Het verantwoorden van de kosten voor deze bijzondere zorg is zeer complex. Soms gaat het om duidelijke voorzieningen en behandelingen. Maar meestal gaat het om een klein deel van de zorg, waarbij het moeilijk is om precies aan te geven waar gewone, academische zorg eindigt en topreferente zorg precies begint. En het betreft steeds unieke patiënten, of kleine patiëntengroepen. In de afgelopen jaren heeft de NFU, met het project ROBIJN, in samenwerking met de Nederlandse Zorgautoriteit, een methodiek ontwikkeld om deze patiënten en zorg te identificeren, de zogenoemde ‘label systematiek’. Deze systematiek wordt nu door de NZa gebruikt bij de vaststelling van de hoogte van de BBAZ en wordt gebruikt voor de verantwoording van deze bedragen per umc. De methodiek is vastgelegd in de NZa-beleidsregel BBAZ en de toelichting daarop.