Samen met de doelgroep sociaaleconomische gezondheidsverschillen verkleinen
Interview met Latifa Abidi | Universitair docent – Maastricht UMC+ | Thema: preventie
Mensen met een lagere sociaaleconomische positie leven gemiddeld zes jaar korter dan mensen met een hogere sociaaleconomische positie. Het gemiddelde verschil in gezonde levensverwachting is zelfs achttien jaar. Het verminderen van sociaaleconomische gezondheidsverschillen is dan ook een belangrijk speerpunt in gezondheidsonderzoek en tevens een doel van het sectorplan ‘Versnellen op gezondheid’. Latifa Abidi benadrukt: “Mensen met een lagere sociaaleconomische positie worden nog onvoldoende betrokken bij wetenschappelijk onderzoek. Daardoor zijn resultaten niet altijd even goed toepasbaar en relevant voor deze groep. En dat is zonde, want juist bij deze groep is veel gezondheidswinst te behalen.”
Abidi, onlangs benoemd tot universitair docent aan de afdeling Gezondheidsbevordering van de Universiteit Maastricht, dankt haar nieuwe positie aan de sectorplangelden. Voorheen doceerde ze op dezelfde afdeling: "Als docent geef je alleen onderwijs. Maar ik heb ook promotieonderzoek gedaan, dus onderzoek was sowieso een interesse van mij. Daarom deed ik als docent onderzoek in mijn eigen tijd, maar dat blijven dan kleine projecten”, aldus Abidi.
Met de sectorplangelden hoeft dat nu dus niet meer. Abidi: “Ik kan met mijn nieuwe aanstelling én onderwijs geven én onderzoek doen. Dat is ook voor mijn werk-privé balans een heel stuk prettiger. En omdat twee postdocs uit mijn groep ook UD zijn geworden, hebben zij weer onderwijstaken op kunnen pakken. De uitwerking van het sectorplan is heel duidelijk te merken op de afdeling, we hebben nu meer ruimte om samenwerkingen op te bouwen: heel fijn.”
Inclusief en participatief
Op de afdeling van Abidi wordt dus onderzoek gedaan naar sociaaleconomische gezondheidsverschillen. Abidi: “Mensen met een lagere sociaaleconomische positie hebben meer moeite om gezond te leven. Maar dit is een doelgroep die helaas nog vaak ondervertegenwoordigd is in wetenschappelijk onderzoek en voor onderzoekers niet altijd even makkelijk te bereiken is. Het is daarom belangrijk om onderzoek te doen naar welke inclusieve en participatieve methoden nodig zijn om mensen met een lagere sociaaleconomische positie te bereiken en te betrekken bij wetenschappelijk onderzoek.”
Voor haar onderzoek werkt Abidi onder andere met een adviesgroep van mensen die van weinig geld moeten rondkomen. Deze adviesgroep is tot stand gekomen door een crowdfundingsactie, maar wordt inmiddels structureel gefinancierd door de afdeling. “Deze adviesgroep adviseert ons, wetenschappers, over ons onderzoek in alle fases van het onderzoek; van het bedenken van onderzoeksvragen tot het verspreiden van onderzoeksresultaten.”
Van VVV-bonnen tot ZonMw-aanvraag
“Wervingsmaterialen, wervingskanalen of beloningen voor deelname aan onderzoek sluiten zeker niet altijd even goed aan bij deze groep. Dit heeft als risico dat er beleid en interventies ontwikkeld en geïmplementeerd worden die voornamelijk effectief zijn bij mensen zijn met een hogere sociaaleconomische positie, waardoor sociaaleconomische gezondheidsverschillen juist nog meer toenemen”, aldus Abidi.
En hier adviseert de adviesgroep over. Zo werd er geadviseerd om deelnemers niet te belonen voor hun tijd met een VVV-bon - waarmee voornamelijk luxeproducten gekocht kunnen worden - maar met een supermarktbon. “En we hebben de adviesgroep recent gevraagd om input voor een idee voor een subsidieaanvraag bij ZonMw. Een adviesgroepslid is daarna betrokken geweest bij de subsidieaanvraag en zal als projectgroepslid in het onderzoek betrokken blijven als we het onderzoek mogen uitvoeren.”
Breder delen
De kennis over inclusief en participatief onderzoek wordt niet alleen binnen de vakgroep gebruikt. Abidi: “We schrijven regelmatig over dit onderwerp en we merken dat er vanuit verschillende gebieden interesse is. We zijn daarom momenteel bezig met het uitwerken van het idee om bijeenkomsten te organiseren waarin we inzichten kunnen uitwisselen en onderzoekers kunnen helpen om inclusiever en participatief onderzoek te doen. En kennis die ik opdoe uit mijn onderzoek gebruik ik ook in het onderwijs dat ik geef, zodat studenten leren over het bereiken en betrekken van verschillende doelgroepen en het belang daarvan. Met natuurlijk als doel om ook echt in 2040 de sociaaleconomische gezondheidsverschillen met 30% te laten afnemen.”